
Jurisprudentie
BA0529
Datum uitspraak2007-03-07
Datum gepubliceerd2007-03-15
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZutphen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/7445
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-03-15
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZutphen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 07/7445
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bewaring / Afghanistan / gedwongen terugkeer / zicht op uitzetting
Naar het oordeel van de rechtbank is in de brieven van de Consul van Afghanistan in Nederland aan “the office of the altadvocaten” van 29 november 2006 en 1 december 2006 als zodanig niet vermeld dat gedwongen terugkeer naar Afghanistan met een EU-document niet mogelijk is. Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat de inhoud van die brieven in die zin dient te worden uitgelegd. Daarbij acht de rechtbank van betekenis dat verweerder ter zitting onweersproken heeft gesteld dat gedwongen verwijdering van Afghaanse vreemdelingen naar Afghanistan (met EU-document) plaatsvindt.
Uitspraak
RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Zutphen
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: AWB 07/7445 VRONTN
Uitspraak in het geding tussen de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[eiser]
geboren op [geboortedatum] 1983,
van Afghaanse nationaliteit,
verblijvende in de penitentiaire inrichting te Tilburg,
V-nummer 0702071028,
eiser,
gemachtigde: mr. E. Derksen, advocaat te Arnhem,
en
de Staatssecretaris van Justitie
verweerder,
gemachtigde: mr. E.B. Rijpma, werkzaam bij de IND.
1. Procesverloop
Eiser heeft tegen het voortduren van de bewaring op 19 februari 2007 beroep ingesteld. Het beroep strekt tevens tot toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter zitting van 28 februari 2007. Eiser is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. Ter zitting was een tolk aanwezig.
2. Overwegingen
2.1De rechtbank stelt voorop dat het beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring, opgelegd op 27 april 2006, laatstelijk bij uitspraak van 14 februari 2007 (AWB 07/4456) ongegrond is verklaard. Thans staat uitsluitend ter beoordeling of het voortduren van de bewaring sedert het sluiten van het onderzoek in die procedure rechtmatig is.
2.2 Bij evenvermelde uitspraak van 14 februari 2007 heeft de rechtbank geoordeeld dat en waarom het voortduren van de maatregel van bewaring van eiser gerechtvaardigd is. De rechtbank ziet in de voorgedragen beroepsgronden en de daarbij ingeroepen omstandigheid dat de bewaring van eiser thans meer dan 10 maanden voortduurt geen grond voor een ander oordeel. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de duur van de bewaring niet bij wet is gemaximeerd. Voorts overweegt zij dat de Afghaanse autoriteiten akkoord zijn gegaan met de terugkeer van eiser naar Afghanistan en dat voor eiser een vlucht op 20 februari 2007 was geboekt. Verweerder heeft in dat verband ter zitting nader en afdoende toegelicht dat voormelde vlucht is geannuleerd vanwege de (enkele) omstandigheid dat eiser op de dag van de geplande vlucht, 20 februari 2007, een herhaald asielverzoek heeft ingediend. De indiening van dat verzoek vond dermate kort voor vertrek plaats, dat het verweerder niet mogelijk bleek het in artikel 3.1 van het Vreemdelingenbesluit 2000 bedoelde voorlopig oordeel te vormen.
In het licht van het vorenstaande behoeft het door eiser overgelegde e-mail bericht van 22 februari 2007 van [naam], verbonden aan de Stichting Prime, waarin wordt gesteld dat er andere redenen voor het annuleren van de vlucht zouden zijn, in rechte geen bespreking meer, daargelaten dat de daarin vervatte informatie andere personen dan eiser betreft.
2.3 Op de dag van de zitting, voorafgaand aan de behandeling van het beroep, heeft eisers gemachtigde aan de rechtbank toegezonden een kopie van de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 24 januari 2007 (AWB 07/1152), alsmede een tweetal brieven van de Consul van Afghanistan in Nederland aan “the office of the altadvocaten” van 29 november 2006 en 1 december 2006. Met een beroep op voormelde stukken stelt eiser dat gedwongen terugkeer (met een EU-document) naar Afghanistan niet mogelijk is, zodat zicht op uitzetting ontbreekt.
De rechtbank overweegt als volgt.
In de brief van 29 november 2006 stelt de Consul, voor zover hier relevant, dat: “(…) the MoU regarding refuges affairs which has been signed with the Royal Government of the Netherlands, UNHCR and the Islamic Republic of Afghanistan has not been mentioned about EU document.”. Voorts stelt de Consul in de brief van 1 december 2006, voor zover hier van belang: “ (…) the MoU regarding refuges affairs which has been signed between the Royal Government of the Netherlands, the Islamic Republic of Afghanistan and UNHCR, has not been mentioned there about involuntary deportation.”.
Naar het oordeel van de rechtbank is aldus in voormelde brieven van de Consul als zodanig niet vermeld dat gedwongen terugkeer naar Afghanistan met een EU-document niet mogelijk is. Evenmin bestaat aanleiding voor het oordeel dat de inhoud van die brieven in die zin dient te worden uitgelegd. Daarbij acht de rechtbank van betekenis dat verweerder ter zitting onweersproken heeft gesteld dat gedwongen verwijdering van Afghaanse vreemdelingen naar Afghanistan (met EU-document) plaatsvindt.
2.4. Eiser verblijft sinds 14 januari 2007 in het uitzetcentrum Rotterdam.
De rechtbank overweegt dat ingevolge paragraaf A6/5.3.6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 de duur van het verblijf in het uitzetcentrum niet aan een wettelijk maximum is gebonden. Vreemdelingenbewaring in een uitzetcentrum kan duren zolang de openbare orde of de nationale veiligheid dat vergt en zolang er zicht is op uitzetting. Ook vanuit de optiek van de in het uitzetcentrum aanwezige voorzieningen bestaat er geen limiet aan de verblijfsduur in het uitzetcentrum.
Gelet op voormelde bepaling, het bij het voortduren van eisers bewaring gemoeide belang, het nog steeds aanwezige zicht op uitzetting en het feit dat eiser bovendien niet (voldoende) heeft aangegeven dat en waarom hij een rechtens te honoreren belang heeft bij de verzochte overplaatsing, ziet de rechtbank geen aanleiding het verzoek van eiser om overplaatsing naar een ander detentiecentrum toe te wijzen.
2.5. Gezien het voorgaande is verdere toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring niet in strijd met de Vreemdelingenwet 2000. Evenmin is gebleken dat het voortduren van de bewaring bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
2.6. Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
2.7. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gegeven door mr. M.C. van der Mei en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2007 in tegenwoordigheid van mr. R.M. Teekens als griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: